Woonvormen voor ouderen

Een zorgeloze oude dag voor iedereen?

Een zorgeloze oude dag voor iedereen of moet de ‘gewone’ oudere het in zijn eentje in zijn flatje uitzoeken? Dat laatste is ogenschijnlijk wat de overheid feite-lijk van ons verwacht nadat ze de bejaardenhuizen liet sluiten, die als ouderwets werden bestempeld. Dat ouderwets zijn klopt wel, maar voor velen blijkt het toch nog steeds dé ideale optie.  Als in november 1962 de Wet op de bejaardenoorden wordt gepubliceerd als een raamwet die o.m. bepaalt welke inrich-tingen bejaardenoorden mogen zijn was wel enig tegengeluid te horen. Zoals van de toenmalige Staatssecretaris Elias, die stelde dat de inwoners daar in hoge mate snel zouden verouderen. Ze ontbeerden prikkels en omgang met jongeren.  Principieel had hij natuurlijk groot gelijk, maar niemand wilde daar toentertijd naar luisteren; de tijd was daar niet rijp voor. Wat ouderen nodig hebben, dacht men, is een regelmatig leven, goede verantwoorde voeding naar leeftijd en activiteit, voldoende uitdagingen en zin-geving. Voor de laatste drie items had men nog lang geen oplos-sing voorhanden en zodoende gebeurde precies wat Elias dacht dat er zou gebeuren.                                                                                                                                                                                                                      Natuurlijk is de beste oplossing die we kunnen bedenken dat de ouderen in de luwte van hun ‘grootfamilie’ blijven doorleven, het zogenaamde generatiewonen. Voorheen was dat niet ongebruikelijk, het is eigenlijk van alle eeuwen, maar eveneens in die jaren zestig zag men dat toch wel als een ongelijkheidssituatie voor de dochter of schoon-dochter die meestal opdraaide voor de zorg aan de ouder(s) of schoonouder(s). Het was overigens een onlosmakelijk onderdeel van de Algemene Bijstandswet. Een (mede)uitvloeisel van deze stelselwijziging was daarentegen het ontstaan van een grotere horizontale migratie, waardoor de kinderen steeds verder van hun ouders kwamen te wonen. Sommige kinderen zien veel later in de tijd dan de voordelen van een grootfamilie toch wel weer wel in: oma en opa passen op de kinderen en in de vakantie op de hond of kat, en de kinderen letten in een later stadium op de voeding en het gebruik van de pillen. Er zijn dan kinderen die in hun tuin een garage laten verbouwen of een tuinhuisje in de tuin laten zetten. Kangoeroewoningen, als een combinatie van twee zelf-standige woningen met een eigen voordeur die met elkaar zijn verbonden door een trap of een tussendeur, hebben als voordeel dat eventuele mantelzorg dichtbij huis is en dus weinig tijd kost. Toch zijn er naast de voordelen ook nadelen aan te wijzen. De voordelen: er behoeft geen vergunning aangevraagd te worden, ook niet voor de verbouwing van een garage of schuur tot aanleunwoning als er sprake is van mantelzorg en het bouwsel niet in strijd is met het bestemmingsplan. De gemeente geeft elk pand dat zelfstandig wordt gebruikt een eigen huisnummer, hoewel dat dan wel betekent dat de woning eigen sanitair (badkamer en wc) en een keuken moet hebben en een eigen voordeur die vanbinnen en vanbuiten afgesloten kan worden. Splitsing van de woning bij het kadaster is niet nodig. Een aanbouw zonder eigen keuken of als die alleen binnendoor bereikbaar is, krijgt geen eigen huisnummer. Voor alle financiële regelingen is er sprake van volledige zelfstandigheid van beide huishoudens, hetgeen voordeliger is dan inwonen. De nadelen: een eigen huisnummer brengt hogere lasten met zich mee, zoals gemeentelijke heffingen de woonlasten (energie) gaan daarentegen in de regel omlaag, maar deze constructie kan zeker voor de AOW, de ANW, de bijstand of een huurtoeslag gevolgen hebben. Let wel: het recht op thuishulp kan de gemeente ter discussie stellen, omdat er een mantelzorger in de woning aanwezig is. Hoe dit in de praktijk uitpakt, verschilt in onze wetgeving per situatie en per gemeente.

Niet iedereen kiest voor kangeroewonen en ook niet iedereen kiest voor wonen of samen-leven in een hechte groep. Voor menigeen is een woon-werkproject of leefgemeenschap een stap te ver. Zij zoeken vooral naar een vorm van wonen met gelijkgestemden in de sfeer van zelfstandig maar toch samen. Groepswonen, ook wel woongemeenschap genoemd, wil zeggen dat er samen met anderen een flinke woning gedeeld wordt. Meestal heeft iedereen dan een zelfstandige woonruimte ter beschikking met een eigen voordeur en zijn er gemeenschappelijke ruimten. Bewoners van groepswonen moeten zelfstandig kunnen wonen, zo nodig met hulp en aanpassingen. De bewoners van een groepswoning bepalen samen welke nieuwe bewoners zij toelaten (ballotage). Gewoonlijk hebben zie een bepaalde levensstijl of overtuiging in hun statuten. Het wonen in een groep is een prachtig middel om er voor te zorgen, dat de gewenste sociale verbanden er wel zijn, waardoor mensen gezonder en gelukkiger leven en mee kunnen doen in de samenleving. De essentie van groepswonen is wonen en leven in een sociaal verband. Kleinschalig wonen houdt in dat een kleine groep mensen (van ongeveer 6 tot 8 personen) die intensieve zorg en ondersteuning nodig hebben, samenwonen in een groeps-woning met medische- en huishoudelijke ondersteuning, indien nodig. Daarbij heeft iedere bewoner een eigen slaapkamer en badkamer en is er een gezamen-lijke woonkamer. Door samen te eten en zinvol de dag door te brengen, is het mogelijk om een zo normaal mogelijk leven te leiden. Met name voor mensen met Alzheimer/dementie bestaan er veel kleinschalige woon-vormen.

Gestippeld wonen is een woonvorm waarbij leden van een woongroep verspreid wonen over een complex. Iedere bewoner heeft een eigen appartement, maar toch helpen zij elkaar en regelen zij samen hun zorg. Bij harmonica wonen leven leden van een woongroep ruimtelijk geclusterd in een complex. Gestippeld wonen en harmonica wonen is snel en eenvoudig te realiseren en het is een eenvoudige en betaalbare woonvorm. Groepen kunnen moeiteloos krimpen en groeien, riskeren weinig risico op leegstand en leveren een goede bijdrage aan de zozeer gewenste sociale cohesie. Al in 1994 ontstond het eerste gestippeld-wonen project en momenteel bestaan er in Nederland al 20 projecten.     Intergenerationeel wonen is meestal gemeenschappelijk wonen met mensen van verschillende leeftijden in zelfstandige woonruimten, het delen van gemeen-schappelijke ruimten en het samen ondernemen van bepaalde activiteiten. De maatschappelijke belangstelling voor intergenerationeel wonen neemt toe. Het is een geweldige vorm, beide generaties hebben elkaar gezelligheid, praktische steun en levenslessen te bieden. Vanwege de grote pluspun-ten biedt het grote voordelen. Het mixen van doelgroepen in woonprojecten van jongeren en ouderen, is momenteel erg actueel. Bij die trend spelen allerlei maatschappelijke ontwikkelingen een rol. Nederland telde begin jaren negentig nog 1350 verzor-gingshuizen voor ruim 135.000 plaatsen: 6,8% van alle 65-plussers woonde toen in een verzorgingshuis. Volgens het Zorginstituut Nederland verbleven in 2015 nog zo’n 129.000 mensen in een verpleeg- of verzorgingshuis. Nu wonen zes van de zeven tachtigplussers zelfstandig thuis, met alle nadelen van dien. De overheid wil bevorderen dat mensen tijdig gaan nadenken over hoe ze willen wonen als ze ouder worden, ook worden ouderen steeds zelfbewuster, zelfstan-diger en actiever. Daardoor vinden velen het nu vanzelfsprekend om zo lang mogelijk op zichzelf te blijven wonen, maar dat wil nog niet zeggen dat dit persé in het huis moet zijn waar ze van oudsher wonen. Het is ook beter dat hun woning aan de vele woningzoekers ter beschikking komt. We kennen nu een situatie waarin ouderen en mensen met een verstandelijke, psychische of licha-melijke beperking steeds langer thuis moeten blijven wonen en dat is in de samenleving al duidelijk merkbaar.

Steeds meer zien we in de media meer signalen en meldingen van overlast van verwarde mensen op straat en van eenzaamheid onder ouderen. Tegelijkertijd groeit de variatie in het aanbod van wonen, zorg en welzijn en neemt het aantal innovatieve woonprojecten toe. Die tendens hangt ook samen met een toene-mende behoefte aan zingeving, los van religieuze tradities en behoefte aan een diversiteit van woonvormen De meeste mensen worden in een eigen huis oud, maar helaas niet allemaal zijn ze even zelfstandig en zelfredzaam. Daarom is er steeds meer behoefte aan verschillende typen woonvormen tussen thuis en het verpleeghuis, die in meer of mindere mate bescherming, veilig-heid en geborgen-heid bieden. Dat boden de verzorgingshuizen namelijk ook, en dat is waar deze burgers ook behoefte aan hebben. Maar eveneens is er behoefte aan goede voorzieningen in de woonomgeving, niet alleen voor hun dagelijkse boodschap-pen, maar ook om elkaar te kunnen ontmoeten en iets voor een ander kunnen betekenen. Dát is de grote uitdaging bij het langer zelfstandig wonen is de beschikbaarheid van zorg. We moeten in ogenschouw nemen dat het aantal alleenstaande huishoudens toeneemt en de bereidheid of mogelijkheid om voor elkaar te zorgen niet altijd zo groot is als ooit gedacht (recent onderzoek van het NIDI, het Nederlands Interdisciplinair Demo-grafisch Instituut). Familiebanden zijn soms ronduit slecht, interfamiliaire reisafstanden groot en mensen zijn druk met het werk en het gezinsleven, daarom juist is er behoefte aan woonvormen die voorzien in onderlinge zorg en sociale betrokkenheid. Momenteel is het zo dat jongeren en ouderen weinig met elkaar in contact komen en als dat wel zo is, botsen ze vaak. Daarbij moeten we niet vergeten dat beide generaties in een transitiefase van hun leven zitten en daarin kunnen ze wel degelijk voor elkaar van betekenis zijn. Jongeren moeten gaan beseffen dat ze ook ooit oud worden en dat ouderen niet bij voorbaat saai zijn. Ze zijn enerzijds bezig zichzelf te ontdekken en ouderen moeten anderzijds zichzelf soms weer deels hervinden in deze moderne maatschappij. En juist in zulk een ongedwongen context als generatiehuizen kunnen beide generaties elkaar versterken en praktische steun geven. Het is wel zaak om een goede balans te vinden tussen ouderen en jongeren. Een struikelblok kan daarbij dan wel zijn dat ouderen voor langere tijd in zo’n project wonen, terwijl jongeren gemakkelijk doorstromen.