Familie  kies je niet!

 

Voor de een is familie als een warm bad, voor de ander een bron van verdriet en boosheid. Maar zeker is dat we niet ontkomen aan de invloed van onze familie.        

 

Het merendeel van de Nederlanders gaat  uit van het vanouds ingeslepen (sleetse) idee van een familie,  zijnde vader, moeder met hun kinderen (nucleair family of kerngezin). Mensen worden doorgaans in deze (primaire) groep geboren en het is derhalve ook de grootste groepering in een samenleving.

 

Familie

Voorafgaand aan de geboorte van een kind vond in de laatste 2 eeuwen vrijwel altijd een huwelijk plaats. In vele gevallen werd dit huwelijk pas voltrokken tijdens de zwangerschap. Na de middeleeuwen hielp het huwelijk in het menselijk denken en handelen de culturele groeperingen (zoals de kerk) een zekere con-trole te bieden  op de bevolking en de bevolkingsgroei. Onder meer door regels te verstrekken over wan-neer het wenselijk is kinderen te krijgen. In extremo zagen we dat destijds in China met hun één kind-politiek en de kans bestaat reëel dat we vanwege de dreigende overbevolking op aarde misschien wel eenzelfde richting zullen moeten opgaan. Regulering van seksueel gedrag door huwelijken  hielp verder ook bij het verminderen van seksuele concurrentie en de negatieve effecten die we associëren met seksuele concurrentie.                                                                                                                                                             Bij het vormen van een gezin hebben religieuze meningen steeds een significante rol gespeeld en bovendien heeft het geloof steeds onze belangrijke mening gevormd omtrent de vrouwelijke seksualiteit. Om tot een goede begripsvorming te komen moeten we allereerst refereren aan de onderzoeken van de antropoloog Victor Turner (1920-1983). Die betoogde dat in de West Europese premoderniteit pogingen om vrouwelijke seksualiteit te reguleren in het religieuze maatschappelijke discours zijn ontstaan. Daarvoor moeten we teruggaan naar de middeleeuwse landeigenaar-aristocraat en de inperking van de vrouwelijke seksualiteit. Dit moeten we dan ook interpreteren vanuit de zorg voor het particuliere eigendom en de continuïteit daarvan te waarborgen. In feite werd seksualiteit dus gedegradeerd tot een zakelijkheid; niet zo vreemd overigens als we bedenken dat in de Romeinse cultuur vrouwen onder het zakenrecht vielen. In essentie was een huwelijk dus het veiligstellen van het erfgoed door het produceren van een mannelijke erfgenaam. Aangezien kindersterfte destijds vrij algemeen  voorkwam, moesten vrouwen dus zeer regel-matig zwanger worden om zo tenminste voor lange tijd één levensvatbare mannelijke erfgenaam te garanderen. Bovendien moest de erfgenaam legitiem zijn vanwege verschillen over erfopvolging en eventueel daaruit voortvloeiende onterechte aanspraken. Wat dan weer met zich meebracht dat dus persé een maagd gehuwd diende te worden en bovendien de kuisheid van de echtgenote gedurende het huwelijk verzekerd moest zijn om de legitimiteit te continueren. De dochters van de vrouw moesten eveneens zuiver zijn om in aanmerking te komen voor een huwelijk met een ander familielid. Het is dus volkomen duidelijk dat dergelijke huwelijken slechts gericht waren op de noodzaak kinderen te produ-ceren, van erotiek en seksuele verenigbaarheid kon nauwelijks sprake zijn. In het premoderne Europa werden huwelijken dan meestal via private constructies geregeld die ook gemakkelijk weer konden worden ontbonden als de vrouw onvruchtbaar bleek of ontrouw vertoonde. Zo ziet onze erfenis eruit.

De kerk en het huwelijk

In de dertiende eeuw, toen de Kerk en het pausdom het hoogtepunt van hun macht bereikten, was de kerk een gecentraliseerd politiek instituut geworden. En pas met de intrede van de daaruitvolgende kerkelijke huwelijksarrangementen ontstonden verschillende definities van het huwelijk en werden levenslange huwelijksverbintenissen geëist en de seksualiteit van vrouwen van daaruit geregeld. Dat heeft ons zo gevormd, en langzamerhand ontstond de mythe van de 'happy family' (nuclear family) als de enig juiste gezinsstructuur. In onze tijd, na de culturele revolutie van midden twintigste eeuw, is de moderne familie steeds complexer geworden en sterk veranderd, met meer acceptatie voor ongehuwd samen-wonen, echtscheiding, eenoudergezinnen, partnerschappen van hetzelfde geslacht en complexe, uitge-breide familierelaties. Hieronder verstaan we ook de nieuwe samengestelde gezinsvorm (blended family), die ontstaat na eerdere (echt)scheiding (inclusief overlijden van een partner), waarna met een andere partner een nieuwe relatie wordt aangegaan. Ook grootouders dragen tegenwoordig hun steentje bij, met andere woorden, de familiestructuur is drastisch veranderd en er is een grote verscheidenheid aan ver-schillende familiestructuren ontstaan.

De socioloog Stephanie Coontz argumenteert in haar boek “Marriage, A History” (Het huwelijk, een geschiedenis) dat in de twintigste eeuw de ‘huwelijken steeds instabieler zijn geworden. Individuen begonnen vakbonden te zoeken voor hun idealen van liefde en genegenheid, in plaats van sociaal of economisch opportunisme. En deze transitie heeft de arbeidsverdeling in het kostwinner-huisvrouw-model vervaagd, zodat het onderhoud van het huis en de zorg voor de kinderen - de tweede verschuiving - genoemd, nu onderwerpen zijn geworden voor een voortdurend debat tussen de huwelijkspartners. Socioloog Arlie Russell Hochschild constateerde al eerder dat ondanks veranderingen in de perceptie van het doel van het huwelijk en de economische fundamenten voor het huwelijk, vrouwen nog steeds de grootste zorgtaak op zich nemen. Dat lijkt op zich gunstig en opofferend, maar Hochschild illustreert de manieren waarop een ongelijke verdeling binnen de tweede verschuiving het welzijn van het gezin ondermijnt door de ‘gelijk-heid van het huwelijk en de vreugde van de opwinding te verminderen’. Het begrip gender (gedrags- en identiteit-saspecten van sekse, ter onder-scheiding van lichamelijke en biologische aspecten) is binnen huwelijk en gezin een steeds meer belangrijk gebied geworden. Gender-verschillen binnen een relatie werden maar al te vaak louter als een individuele strijd en depolitisering gezien en vervolgens werden de sociale ongelijkheden dan verkleind tot verschillen.

Bepalen met wie we trouwen

Er zijn veel theoretisch-sociologische modellen om te beschrijven hoe mensen bepalen met wie ze trouwen. Een belangrijke gendergerichte aanpak is het intersectioneel (kruispuntgericht) denken dat onderwijsniveau en gender combineert. Mannen en vrouwen opereren in een soort huwelijksmarkt (Mariagemarket) die wordt beïnvloed door vele concurrerende factoren, waarbij een van de meest beslissende factoren het onderwijsniveau is: mannen en vrouwen hebben de neiging om te trouwen met partners die van een vergelijkbaar onderwijsniveau zijn. In principe hangen huwelijken af van de verwach-tingen van twee mensen en deze worden gevormd én beëindigd op basis van die verwachtingen. Bijgevolg worden individuen in en uit de huwelijksmarkt geselecteerd op basis van hun opleiding. Het resultaat is dan opvallend dat mannen met een laag onderwijsniveau nog nauwelijks als partner worden gekozen zodat ze vaak ‘vervallen tot single’. Een partnerschap tussen laag opgeleiden leidt in de regel in een hoger tempo naar een echtscheiding dan bijvoorbeeld bij middelbaar opgeleiden. De beste kansen hebben middelhoog opgeleide vrouwen, afhankelijk van individuele factoren kunnen ze voldoende mogelijkheden vinden in beide groepen, en kennen zij het hoogste huwelijkspercentage. Opmerkelijk is dat een hoog opgeleide man die trouwt met een vrouw met een vergelijkbaar hoge opleiding dat in 64% van de gevallen pas doet op gemiddeld 46 jarige leeftijd.

Een belangrijke intersectionele factor waarin geslacht en huwelijk meespelen is de economische achter-grond van de partners. Die beïnvloeden direct en indirect wié trouwt en met wie, wiens ‘persoonlijke waarde’ langdurig waardevast kan blijven of zelfs rendeert en wat dit dan verder betekent voor toekom-stige generaties van werknemers en ouders. Individuele omstandigheden zorgen er ook voor dat mensen bij het aangaan van een huwelijk of partnerschap beslissingen nemen die specifiek zijn voor hun persoon-lijke situatie. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat een vast inkomen en een dito baan de basis vormen voor een gezond huwelijk. Daar zal veelal een zekere stabiliteit van de werknemer, gekoppeld aan een grotere productiviteit en een goede samenhang van het gezin uit voortvloeien; deze verbintenissen kunnen ook veel onzekere economische invloeden opvangen. Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat financiële stabiliteit een belangrijke vereiste is voor een gezond huwelijk; bij een zwakke huwelijksmarkt (hoge werkloosheid) stellen trouwlustigen dit vaak uit als gevolg van die werkloosheid of financiële problemen en kunnen paren die al getrouwd zijn met twijfels kampen over hun toekomstige economische situatie en hun relatie (instabiliteit). Omgekeerd zal bij lage werkloosheid de financiële situatie van beide partners verbeteren, het huwelijk daardoor worden bevorderd en de economische stabiliteit wordt vergroot. Momenteel kunnen jongeren pas op 27-jarige leeftijd rekenen op een vaste baan, hetgeen sterk van invloed is op het aangaan van duurzame relaties (CBS).

Eveneens van belang is de interactie tussen geslacht en sociale klasse die de man-vrouw dynamiek in de verbintenis beïnvloedt, met name m.b.t. de temporele flexibiliteit op het werk en thuis. Bevoorrechte mannen en vrouwen maken in de regel gebruik van hun ‘klasse privilege’ en de flexibiliteit die dit hen biedt in hun conventionele genderrollen. Dit in tegenstelling tot mannen en vrouwen die geen toegang hebben tot een dergelijke flexibiliteit en controle over hun tijd. Zij worden onder druk gezet om de conventionele genderverwachtingen ten aanzien van huwelijk, gezin en werkgelegenheid te verzwakken.

De sociologen Gertsel en Clawson (VS) deden tussen 2014 en 2018 een studie naar sociale klasse en geslacht onder vier groepen werknemers in de professionele zorg. Te weten twee klassebevoor-rechte groepen (verpleegkundigen en artsen); de verpleegkundigen waren bijna uitsluitend vrouwen en de artsen waren bijna uitsluitend mannen. Zij konden hun werkuren redelijkerwijs zelf regelen en functioneerden onder een begripsvol en gezinsvriendelijk regime.                                         De twee klasse-achtergestelde groepen waren vrouwelijke verpleegkundeassistenten en mannelijk ambulanceper-soneel. Zij hadden minder keuzes m.b.t. tot hun werkuren, flexibiliteit en tijdscontrole. Vooral vrouwen bleken behoefte te hebben aan flexibele werktijden om tegemoet te komen aan de onbuigzame eisen die huwelijk en gezin stellen, aangezien de traditionele genderverwachtingen nu eenmaal bepalen dat de vrouw de primaire verzorger is binnen een relatie; in Nederland is dit niet anders.

De resultaten van deze studie tonen aan dat het snijpunt van klasse en geslacht van invloed is op het vermogen van mannen en vrouwen flexibel te zijn binnen hun relatie en hun beschikbare tijd optimaal te verdelen tussen werk en thuis. In bevoorrechte beroepen kunnen zowel mannen als vrouwen de nodige flexibiliteit die zij wensen zeker verwerven. In ons land is in de medische sector momenteel een verschui-ving te zien, in dien zin dat personeel hun vaste baan opzegt en zich als zzp’ er weer laat inhuren. Alleen al vanwege het voordeel van de vrijheid om zelf de werktijden te regelen. Wel bezuinigen vrouwen in de regel op betaalde werkuren om huishoudelijke arbeid en kinderopvang op te vangen; ze offeren hun werk op voor het gezin. Mannen daarentegen zijn minder geneigd om minder te werken (carrière) en besteden hun tijd dus minder thuis. In essentie gebruiken zowel mannen als vrouwen van klassebevoorrechte beroepen de flexibiliteit die hun status hen biedt om neotraditionele genderverwachtingen te verwoorden. Klasse-achtergestelde mannen en vrouwen hebben diezelfde flexibiliteit in tijd niet, en worden dus niet in staat gesteld om zelf beslissingen te nemen over de manier waarop ze evenwichtig hun verhouding tussen werk en thuis kunnen verdelen, zelfs als een klasseachtergestelde vrouw minder tijd op het werk zou willen doorbrengen om meer tijd te hebben voor haar kinderen of het huishouden, dan nog zou ze misschien niet eens in staat zijn om verlof te krijgen van het werk. Deze beperkingen leveren vrijwel altijd spanningen op binnen een relatie en waarschijnlijk ook nog eens in de werksituatie.