Eenzaamheid betekent niet dat je alleen bent,

maar het is het gevoel dat het

niemand wat uitmaakt hoe het met je gaat.

Eenzaamheid is aan te pakken

 

De Eenzaamheidsschaal van De Jong-Gierveld is de meest bekende vragenlijst om eenzaamheid te meten.

Ook buiten Nederland gebruiken onderzoekers in meer dan twintig andere landen dit meetinstrument.

Jenny Gierveld  is  socioloog en demograaf en emeritus hoogleraar Sociologie en Sociale Gerontologie van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Haar grootste verdienste is dat ze een eenzaamheidsschaal ontwik-kelde waardoor de mate van eenzaamheid meetbaar werd. Door mensen indirect te bevragen is uit de test te concluderen of en in welke mate iemand eenzaam is. Maar eerst moet de vraag gesteld worden welke groep we dan wel op het oog hebben.

'Alleen ouderen  zijn eenzaam' is een denkfout. Ook een alleenstaande bijstandsmoeder met jonge kinde-ren kampt vaak bovengemiddeld  met vormen van eenzaamheid. Gebrek aan tijd speelt daarbij vaak niet de hoofdrol, maar haar financiën beletten een deugdelijk sociaal netwerk op te bouwen of te onderhou-den. Naar bijeenkomsten gaan, een buurtcafé bezoeken of daten kost altijd geld. Geld dat er niet overblijft na het betalen van de vaste lasten en de normale uitgaven voor levensonderhoud; de bijstand gaat uit van de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud. Een minimuminkomen en schulden hebben directe consequenties voor de mate waarin mensen kunnen participeren in de samenleving. Ook onder kinderen bestaat eenzaamheid, vooral bij degenen die in bestaande groepen om triviale redenen worden afgewe-zen. En als dan eenmaal contact is gelegd met een vermeende eenzame is het ook maar de vraag hoe we het probleem denken aan te pakken, zodat hij of zij er ook voldoende mee gebaat is. Vermeend eenzaam zijn slaat op het gegeven dat nu eenmaal niemand uiterlijke eenzaamheidskenmerken met zich mee draagt. Dat zou ook iemands kwetsbaarheid maar tonen en dat is ontzettend moeilijk, want de uitkomst is altijd onzeker. Zullen de mensen je gaan veroordelen, uitlachen of je gevoelens gaan bagatelliseren?.

Het sociale discours kent de term ‘wicked problems’. Eenzaamheid is meestal geen enkelvoudig pro-bleem. Wat meespeelt zijn vaak hardnekkige problemen en vraagstukken op het terrein van armoede, eenzaamheid, participatie en sociale acceptatie. Deze onderliggende problemen hebben vaak verschil-lende en vaak onderling afhankelijke oorzaken, waardoor het probleem dat eenzaamheid wordt genoemd niet eenvoudig is op te lossen. Het maatschappelijk werk drukt het zo uit: ‘de complexiteit van de vraag-stukken belet het dikwijls ook om het probleem met één maatregel door één actor op te lossen’. Met andere woorden, vaak heeft de aanbrenger van het probleem toch ook weer anderen nodig om het gezamenlijk te duiden en het aan te pakken om zodoende het gewenste maatschappelijk resultaat te verkrijgen. In het jargon heet zoiets ‘outcome’ (outcome criteria, outcome monitoring en outcome indicatoren). Inmiddels zullen de meesten mensen wel weten dat eenzaamheid zich dwars door de leef-tijdsfasen en sociale status manifesteert. De literatuur leert ons wel dat ouderen bovengemiddelde kans-hebbers zijn vanwege het verlies van leeftijdsgenoten of kwaliteitscontacten (partner), ook zijn ze vaak niet in staat zich buiten hun huiselijke omgeving te begeven. Naarmate men ouder wordt vinden er ingrijpen-de gebeurtenissen in het leven plaats die het risico op eenzaamheid doen toenemen. Deze gebeurtenis-sen liggen veelal niet in een bepaalde volgorde, maar komen eerder vaker en gelijktijdig voor. Ook indien men nog een partner heeft, die bijvoorbeeld bij een verhuizing de ander kan steunen, kan er eenzaamheid ontstaan door het ontbreken van contacten waarmee men van gedachten kan wisselen. Sterker komt dit voor als een van beiden aan huis is gebonden. De ander komt nog wel eens in de supermarkt, maar de thuiszittende is dan vrijwel geheel op de partner aangewezen. De omstandigheden waarin ouderen zich bevinden speelt verder ook een woordje mee, niet alleen een afnemende gezondheid, maar ook het gegeven dat men naarmate de ouderdom vordert zich steeds moeilijker kan aanpassen aan de omstandigheden en het hardnekkiger is dan onder jongere leeftijdscategorieën. Een interessante vraag is overigens of een bepaalde vorm van eenzaamheid gecompenseerd kan worden door het bestrijden van een andere vorm van eenzaamheid, maar dit even terzijde.

 

Professionele zorgverleners kennen uiteraard deze uitgangspunten. In 2006, geruime tijd geleden dus, is een programma ten uitvoer gebracht dat gericht was op de activering van eenzame ouderen en het samenbrengen van praktijk en wetenschap; dat laatste is overigens uitstekend gelukt. De evaluatie door het NIDI (Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut), in samenwerking met de VU / sociale gerontologie (een lijvig, technisch rapport), laat ons zien dat de professionals met hun interdisciplinaire aanpak in alle tien de projecten nagenoeg de oplossing voor het eenzaamheidsprobleem bij ouderen zochten in het in contact brengen met anderen.

De wetenschap dat ouderen per definitie vanwege een kleiner sociaal netwerk als belangrijkste oorzaak de meeste kans hebben op eenzaamheid, heeft wellicht toch een vooringenomenheid doen ontstaan. Los van het feit dat het bieden van een contactrijke omgeving gewoonweg voor de hand ligt; het is verder ook risicoloos. Daarop sturen lijkt dus succesvol, hoe meer mensen een oudere kan ontmoeten, des te meer heeft hij kans op het vergroten van zijn sociale netwerk, met als gevolg een afname van de eenzaamheids-gevoelens. Gewoonlijk worden er in wetenschappelijke onderzoeken referentiegroepen, vergelijkings-groepen of controlegroepen opgenomen; dit gebeurde uiteraard ook in dit onderzoek. Wat was nu het resultaat van het onderzoek? In slechts 2 gevallen van de interventie (doelbewuste ingreep) was boven-genoemde aanpak geslaagd, de eenzaamheid was in vergelijking met de controlegroep gedaald, verder was en geen bewijs dat de aanpak heeft geleid tot een overtuigende eenzaamheidsreductie. Van 4 geval-len kan worden gezegd dat de eenzaamheid gelijk was gebleven, dus dat er wellicht een preventieve werking van uit is gegaan vanwege de vaststelling dat de eenzaamheid in de controlegroep was gestegen. Ondanks dat vanuit de literatuur voortdurend wordt gewezen dat gebrek aan sociale contacten, relatie-standaards, sociale vaardigheden en zelfbewustzijn de belangrijkste oorzaken van eenzaamheid zijn, blijkt dus dat de praktijk van bestrijding en aanpak van de eenzaamheid bitter tegenvalt. Deze procesevaluatie heeft dus aangetoond dat het geheel niet zo eenvoudig is om mensen op hoge leeftijd sociaal te activeren! Hiervoor is dus meer nodig. Natuurlijk is het organiseren van gezamenlijke activiteiten en het aanbieden van een contactrijke omgeving een prima aanvangsaanpak. Waarbij we wel moeten beseffen dat er een grote variëteit is in de mate, de vorm en vooral de oorzaak van het eenzaamheidsprobleem. Elke eenzame vereist mogelijk een andere aanpak, dat legt wel een grote druk op hen die zich geroepen voelen iets aan de oplossing van het probleem bij te dragen

Wel moeten we niet in de valkuil trappen die ‘alleen-zijn’ koppelt aan eenzaamheid. Eenzaamheid is niet synoniem met alleen zijn en ‘samen met anderen’ niet per definitie bescherming biedt tegen eenzaam-heid. Eigenlijk kunnen we ook pas over eenzaamheid praten – dat moeten we ons goed realiseren- wan-neer de balans tussen de factoren als negatief wordt ervaren. Dat wil zeggen zolang we het alleen-zijn gewenst en prettiger ervaren is er een balans. Ongeveer zoals bij een hobbyist die dag en nacht met zijn postzegels bezig is, of een ‘sleutelaar’ die dag en nacht zijn oldtimer aan het restaureren is. Hun contacten zullen niet zoveel meer zijn dan de supermarkt, de postzegelhandelaar of de onderdelenhandelaar. Maar zolang ze hun hobby als prettig ervaren zal er geen sprake zijn van eenzaamheidsgevoelens.

‘Iets doen aan de eenzaamheid’ is ingewikkelder dan het organiseren van contactbijeenkomsten.

Het tijdsperspectief in relatievormen speelt eveneens een rol. Een verschil tussen een gerealiseerde en een gewenste relatie kan ernstig worden ervaren als de betrokkene dit niet binnen een redelijk termijn kan oplossen (discrepantie tussen gerealiseerde en gewenste relaties). Dan hebben we het eigenlijk over per-soonlijke standaards die vanwege de onbalans kunnen leiden tot een gevoel van eenzaamheid.

Een ding moge duidelijk zijn: activiteiten opzetten voor eenzamen om mensen te ontmoeten helpen lang niet altijd.  De sleutel ligt vaak bij de eenzame zelf. Eenzame mensen zijn namelijk vaak overgevoelig voor afwijzing en daardoor kunnen hun waarnemingen ernstig vervormen. Mensen hebben allemaal een ‘sociale antenne’ en met genoeg verbinding zal eenzaamheid niet snel optreden. Bij een minder goed afgestelde antenne zien mensen met weinig binding vooral afwijzingen, ook waar die er niet zijn. Hun sociale antenne herkent in de regel minder goed gezichtsuitdrukkingen, waardoor neutrale gezichts-uitdrukkingen eerder worden geïnterpreteerd als negatief. Dat houdt in dat als zij naar een ontmoetings-bijeenkomst gaan, hoe goedbedoeld ook opgezet, vaak het idee hebben dat anderen negatief zijn. In hun waarneming zal dan vooral blijven hangen dat de mensen niet aardig waren, met als gevolg een nog grotere eenzaamheid.

Om dit enigszins te begrijpen moeten we uitgaan van de werking van ons brein. Er zijn tussen mensen grote verschillen hoe dingen worden ervaren, in principe zijn waarnemingen altijd subjectief. De enorme hoeveelheid informatie die onze zintuigen voortdurend ontvangen is te veel om te verwerken, onbewust filteren we informatie door weglating, vervorming en generalisering. De interpretatie van onze waarne-mingen staat ook onder invloed van eerdere ervaringen, onze wensen, verwachtingen en emoties. In de evolutionaire default – de standaardinstelling van ons brein -zijn we als mensen extra alert op bedreigin-gen en gevaar. Gebrek aan contact en verbinding ervaren we als een regelrechte bedreiging. Gedachten, gevoel en gedrag beïnvloeden elkaar voortdurend. Gevoelens van een-zaamheid resulteren vaak in het zich terugtrekken, wat dan vervolgens met zich meebrengt dat sociale informatie als negatief wordt ervaren. Wat dan weer leidt tot ontwikkeling van nog meer negatieve gedachten. Deze  neerwaartse spiraal bij het (langdurig) ervaren van eenzaamheid heeft grote impact op de waarneming en daarmee op het gedrag. Eenzaamheid houdt zichzelf zo in stand en versterkt zichzelf.

Is eenzaamheid op te lossen?

Is eenzaamheid op te lossen met behulp van de sociale media? Brené Brown, onderzoekshoogleraar maatschappelijk werk aan de University of Houston wijst dit volledig van de hand. Veel (jonge) mensen verwarren communicatie met verbondenheid, maar dat is niet hetzelfde. Wat  wel helpt zijn gesprekken van persoon tot persoon, niet hoeveel mensen een bericht op sociale media leuk vinden. Facebook kan bijvoorbeeld wel gebruikt worden om een oude vriend of verloren gewaand familielid op te sporen en met hen – in het echt – ergens af te spreken of te bellen. Verdere aanbevelingen zijn: z’n best doen om nieuwe vrienden te maken, naar een (hobby)club of soos gaan, een lokaal buurthuis bezoeken en kijken wat er wordt aangeboden, leren omgaan met een computer met behulp van cursussen in de plaatselijke bibli-otheek, hulp zoeken bij de lokale sociale dienst of de praktijkbegeleider van de huisarts, een huurder of betalende gast overwegen, de telefoon vaker gebruiken om mensen te bellen en niet te wachten tot mensen misschien eens zullen bellen, contact opnemen met mensen met wie al een tijd niet is gesproken, vrienden worden van de buren en als het kan vrijwilligerswerk gaan doen.