Vrijheid van meningsuiting

In onze grondwet is de vrijheid van meningsuiting expliciet vastgelegd. Artikel zeven luidt nadrukkelijk ‘dat niemand voorafgaand verlof nodig heeft om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren en ook niet voor het open-baren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen, behoudens ieders verantwoor-delijkheid volgens de wet’. Het is ook een universeel mensenrecht. Maar is dat nu echt wel de hedendaagse praktijk?

Probeer maar eens een afwijkende mening te verkondigen over pakweg het milieu, de coronamaatregelen, inclusie, diversiteit, George Floyd  of zwarte Piet. Een kleine groep, veelal ook activistisch van aard, denkt meer en meer te bepalen wat we moeten denken en zeggen. Een debat op basis van argumenten is nauwelijks mogelijk en dan gaat het al gauw over emoties en wordt op social media emmers met bagger over de scribent uitgegoten. En als je toevallig vrouw én blond bent heb je helemaal je mond te houden. Wat zei Voltaire ook alweer? “Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen”! En zo hoort het ook. Dat is voor een maatschappelijk debat erg belangrijk.

De wereld van sociale media is dan nog vrij overzichtelijk. Binnen je eigen bubbel wordt je mening over het algemeen wel bevestigd door je volgers. Een toevallig tegengeluid waar je niet van gediend bent kan ‘ontvolgd’ of simpelweg geblokkeerd worden, zodat je daardoor niet meer gehinderd wordt. Zulk een manier van boycotten is vrij algemeen gebruikelijk. Voor Twitter of Facebook is een werkelijk debat misschien ook niet het geëigende medium. Maar mensen oproepen tot het boycotten van andere mensen of meningen op radio en televisie, of ze helemaal niet uitnodigen aan de talkshow tafels, is een gevaarlijke poging om mensen waar je het niet mee eens bent op voorhand de mond te snoeren. Ofwel in de woorden van professor Rik Torfs (hoogleraar kerkelijk recht te Leuven): “Criminalisering van het meningsverschil is levensgevaarlijk voor een democratische rechtstaat.”

Dit verschijnsel simpel afdoen met een gebrek aan goed en historisch onderwijs of gebrek aan opvoeding is te gemak-kelijk. Het zijn slechts twee aspecten van het probleem. De anonimiteit van de leading social media is meer en meer een vrijbrief geworden tot het spuien van, vaak in krom Nederlands en vol taalfouten, haat, scheldpartijen en verwen-singen, gericht aan de andersdenkende. Het bewijst slechts een gebrek aan enige argumentatie. Soms gaan die berichten gepaard met bedreigingen of erger. Met enige regelmaat verschijnen mensen in het nieuws die denken te kunnen oproepen tot geweld tegen vrouwen of het stenigen van homo’s. Allemaal vrijheid van meningsuiting. Of toch niet? Grenzen stellen is moeilijk, maar grenzeloos is de vrijheid van meningsuiting natuurlijk nooit geweest. Want oproepen tot haat of beledigen is geen mening. Dat is zelfs strafbaar. We slaan soms behoorlijk door in onze wens om onwelgevallige meningen te boycotten, maar uiteindelijk brengen vrijheden ook verantwoordelijkheden met zich mee. Echter, een samenleving die toestaat dat de vrijheid van meningsuiting gebruikt wordt om hem te ontwrichten, zal ook daadwerkelijk ontwricht worden!

Ergerlijk is intussen de ontstane ‘cancel culture’. Er wordt dan opgeroepen degene die een andere mening durft te hebben dan de ‘vigerende politiek correcte’ (als verzamelnaam) te ontslaan of voortaan boeken, artikelen, adverten-ties, of wat dies meer zij te boycotten. Alleen het verkopen van artikelen die niet passen in de correcte opvatting van een dikwijls luidruchtige minderheid kan een winkel of bedrijf in diskrediet brengen, met klantenverlies ten gevolge. In juli scheven 2 onderzoekers van de rechtenfaculteit van de universiteit van Leiden een open brief ter verdediging van het vrije debat. Niets min mee, toch? Deze open brief werd 12.000 keer ondertekend. Eén van de ondertekenaars (een blonde vrouw, oei..), cum laude afgestudeerd in filosofie en rechten en werkzaam als docent/onderzoeker aan de afdeling Encyclopedie van de rechtswetenschap (Universiteit Leiden), werd in de week erna geconfronteerd met intimidatie, ‘fanmail’, hijgers, vrienden die foto’s met haar van sociale media verwijderden en hackpogingen. Daarnaast werd haar werkgever, de Universiteit Leiden, veelvuldig opgeroepen tot het opleggen van een beroepsverbod. Let wel het was ‘slechts’ een verzoek om het vrije debat weer in ere te herstellen, een verworvenheid van de verlichting.

           De aanleiding van de open brief was de publicatie van Harpers Letter (J.K.Rowling; schrijfster van de Harry Potter boeken), die nú al werd ’veroordeeld’ om dat haar nog niet verschenen boek (!) transfoob zou zijn. Haatcampagnes en dreigementen over verbranding van haar boek vielen haar ten deel. Rowling had al voor woede in de transgemeen-schap gezorgd door te beweren dat een vrouw een vrouw is en een man een man. Ze reageerde hiermee op een artikel waarin vrouwen werden omschreven als ‘mensen die menstrueren’. Kwestie van gezond verstand, toch? Vraag, in welk vakje komen dan vrouwen die niet meer menstrueren? Overigens de laatste boekverbranding was denk ik in 1933, toen door de nazi's zo'n 25.000 boeken, onder meer boeken van Heinrich Heine, Karl Marx en Thomas Mann werden verbrand.

Wat we nu onze huidige samenlevingen zien is het fenomeen van intimidatie, bijvoorbeeld een oproep tot ontslag, of uitsluiting van iedereen die een mening verkondigt die afwijkt van de dominante trend van wokeness (wakkerheid) of die daarbij kritische kanttekeningen plaatst. Wokeness' is de naamgeving geworden voor een radicaal-links activis-tische ideologie, die niet beperkt is gebleven tot een handvol activisten maar verworden is tot een dominante menta-liteit. Aanvankelijk op de Amerikaanse werkplek ontstaan en een methode was om antiracisme te promoten. Inmid-dels zijn ze er in Amerika wel achter dat de alom-tegenwoordige trends onder het mom van gelijkheid en de talrijke diversiteitstrainingen bij de overheid het Amerikaanse bedrijfsleven en scholen destructief, verdeeldheid zaaiend en schadelijk zijn geweest en nog zijn. Feitelijk is het een Neo-marxistisch erfgoed, een vorm van identiteits-politiek en radicaal activisme met een heel specifiek wereldbeeld dat de wereld scheidt in bevrijders versus onderdrukkers of onderdrukten versus onderdrukkers. Wie de geschriften van Herbert Marcuse heeft gelezen herkent direct dit radicaal activisme op basis van identiteitspolitiek.

Parallel hieraan zijn we nog al doorgeslagen om zogenaamde ‘kwetsbaren’ te faciliteren, dat wil zeggen er wordt teveel toegegeven aan de eisen - al of niet bizar- van een kleine radi-cale groep activisten. Zonder hen te bevragen en door te vragen over hun zienswijze, doel, legitimiteit van de beweringen enzovoort leggen we ons als makke schapen neer bij hun eisen, zodat elke vorm van redelijkheid plaats gaat maken voor een collectieve waanzin waarin enerzijds de taal en onze instituties gezuiverd moeten worden, en er anderzijds een collectieve verkramping ontstaat waarin mensen in toenemende mate bang zijn zich uit te spreken tegen de eisen van de radicalen. Ook kunnen we ons afvragen welke zin het heeft dat Nederlandse burgers die nooit aan slavenhandel hebben gedaan vergiffenis vragen aan burgers van andere culturen die nooit slaaf zijn geweest. Is dit misschien eveneens een vorm van erfzonde? Of het moet zijn dat de insteek hiervan herstelbetalingen zijn? Na het ontstaan van het BLM-activisme (Black Lives Matter) ontstond een letterlijke vorm van zwart-wit-denken: of je bent tegen racisme, en dan neem je de eisen van de radica-len onder de BLM-activisten klakkeloos over, of je bent een racist. Zo denken is hoogst ongewenst. Dat Nederland ‘institutioneel racistisch‘ zou zijn is wetenschappelijk nooit overtuigend bewe-zen. Integendeel. Het zou betekenen dat onze democratische rechtsstaat, waarin grond-rechten voor iedereen gelden, is gebaseerd op een vorm van ongelijk-heid. Op een foto staan met iemand die iets publiceert dat in ongenade  valt bij de activistische smaakmakers of een geschrift of open brief medeondertekenen kan al zorgen dat je eveneens wordt bedreigd of wordt gecanceld, ofwel in een situatie komt van guilt by association. Op zo’n manier wil niemand meer iets in het openbaar zeggen en kunnen we de vrije meningsuiting ten grave dragen. Orwells gedachtepolitie (‘1984’), een geheime politie die 24 uur per dag, 7 dagen per week bijhoudt wat de onderdanen van de staat lezen, schrijven, zeggen en denken en ideologieën die het vrije denken bedreigen, hebben één ding gemeen: niet één individu mag zich aan de hem opgelegde ideologie ont-trekken. Want die ideologie is fragiel en niet bestand tegen rationele discussie.

Vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van burgers om hun

overtuigingen kenbaar te maken, zonder voorafgaande controle door de staat.

René Descartes en Baruch Spinoza                         

De Nederlandse voortrekkers van de verlichtingsgedachte