
Kritisch denken
'Kritisch' ( van het Griekse woord kriterion) betekent norm en verwijst naar het Griekse woord 'kriticos', dat ‘onderscheiden' betekent. Siddhartha Gautama Boeddha (Nepal ca.450 v. Chr.-ca. 370 v. Chr.) was als spiritueel leider een voorganger van het kritisch denken. Socrates (Athene 469-399), stichter van de Westerse filosofie uit de Griekse oud-heid, hield zich eigenlijk als eerste bezig met de kennis over het denken. Samen met zijn gesprekspartners zocht hij naar kennis, door ideeën van alle kanten te testen. Hij deed dat door middel van vraag en antwoord en hierin was hij vrij opdringerig. De 'horzel' was daarom zijn bijnaam..
“Het is onmogelijk om het goede niet te doen als je het eenmaal kent."
"Een niet gereflecteerd leven is niet waard geleefd te worden."
Zomaar twee van Socrates' uitspraken.: Elke stelling, mening of aanname moet in ieder geval tegemoet getreden worden met twee basisvragen: wat bedoel je en klopt het? Kritisch denken is een analyse van feiten om daarna een oordeel te vormen. Gemakkelijk is het onderwerp niet, integendeel het is nogal complex. Kritisch denken impliceert ook een effectieve communicatie en probleemoplossende vaardig-heden. Daarnaast moet kritisch denken niet alleen autochtoon egocentrisme, maar ook een sociocentris-me- het centraal stellen van de in de eigen groep of collectiviteit heersende waarden en normen- zien te overwinnen.
Wij mensen zijn behoorlijk kwetsbaar om te worden besmet met zeer onwaarschijnlijke opvattingen. Ondanks duizenden wetenschappelijke onderzoeken blijven ze dan geloven in bepaalde aannames of in complot-theorieën, zoals bij het Coronavirus. Kritisch denken ontwikkelt zich ook niet spontaan. Tot ca. het zevende levensjaar nemen kinderen alles voetstoots aan van hun ouders of opvoeders; Dat is ook evolu-tionair bepaald en was vooral van belang om de kinderen te waarschuwen voor gevaar; ouders werden systematisch blindelings vertrouwd. Bijvoorbeeld: ‘niet bij de rivier komen want daar leven krokodillen die je verslinden’. Zoiets zelf ontdekken zonder ongelukken is onmogelijk, ofwel zoiets door empirisch onder-zoek aan de weet proberen te komen is geen issue. Nog steeds nemen we vaak voetstoots aan wat onze omgeving vindt dat waar is. Aan waarheidsbevinding komen we meestal niet eens toe en gevoelens of intuïtie dat een bepaald middel onze kwaal wel zal doen verdwijnen, ook al is het tegendeel vele malen wetenschappelijk bewezen, willen we maar al te graag als waarheid aannemen. Zelfs door daarin heilig te geloven verdwijnen soms de klachten, het zogenaamde placebo-effect. Zonder te weten dat de klachten soms ook als vanzelf over kunnen gaan.
De aanwezige basisvaardigheid in ons brein zal wel verder aangeleerd en gebruikt moeten worden om te beslissen of een bewering waar, gedeeltelijk waar, of fout is en of redenering geldig is. En dan pas biedt het handvatten om de natuurlijke aanleg ‘iets te geloven’ te beteugelen en onlogische redeneringen en denkfouten te herkennen en te voorkomen.

Kritische houding
De verkregen kritische houding wordt gezien als het vermogen om de informatie die op ons afkomt onbevooroordeeld, open en onafhankelijk op zijn waarde te schatten. Het gaat bij kritisch denken om het vermogen zelfstandig te komen tot weloverwogen en beargumenteerde afwegingen, oordelen en beslissingen. Daarvoor zijn uiteraard denkvaardigheden, houdingsaspecten, reflectie en zelfregulerend vermogen nodig. Maar in de praktijk hebben mensen de grootste moeite om een eenmaal ingeslagen weg van te geloven in beweringen, ook als er geen enkele reden is om aan te nemen dat deze waar zijn, te verlaten; ook al wijzen dubbel blinde wetenschappelijke onderzoeken zonneklaar uit dat het onmogelijk is. Een paradigma kan worden gezien als het dominante denkbeeld op een bepaald moment. En naarmate een paradigma langer bestaat wordt het vaak ook als (enige) waarheid gezien; er bestaat dan langzamerhand een consensus. Nu is het in principe zeker wel mogelijk dat er een zogenaamde paradigmashift ontstaat. Een verschuiving, of misschien wel een revolutie, in ieder geval een omwenteling in het denken waardoor een bestaand paradigma of denkbeeld rigoureus wordt verworpen. Maar met dit huidige niveau van de wetenschap zal dat toch maar zelden voorkomen. Als voorbeeld: lange tijd dacht men dat de aarde plat was. Zoiets ontkennen kon zelfs leiden tot het buiten de geloofsgemeenschap gezet worden en indertijd betekende dat volledige buitensluiting. Inmiddels weten we al eeuwen dat de aarde rond is, maar hoe groot is de kans momenteel dat we de aarde vierkant gaan zien en beschrijven?
De dwaling van aannames
De historie laat zien dat mensen zich heel lang, zelfs eeuwenlang, kunnen vastklinken aan aannames. Ongeacht de persoonlijke intelligentie willen mensen dan ook meestal niet toegeven dat ze ongelijk hebben als hun aannames wetenschappelijk onderuit worden gehaald. Psychologisch gezien is gelijk willen hebben in ons brein natuurlijk geprogrammeerd, met als doel macht te krijgen. Daarbij wordt het afwijken van een eerder ingenomen standpunt gezien als zwakte (imago). Schopenhauer vond dat het ook wel met ijdelheid te maken heeft. In het begin van de 16e eeuw bijvoorbeeld schreef de Poolse monnik Copernicus een werkje Commentariolus waarin hij een heliocentrisch model introduceerde. Vlak voor z’n dood publiceerde hij zijn bekende en tegelijk ook belangrijkste empirisch wetenschappelijk werk van de zestiende eeuw: Revolutionibus orbium coelestium (Over de omwentelingen der hemellichamen); mogelijk borduurde hij voort op onderzoeken van de oud Griekse astronoom Aristarchus. Nieuw was dat hij niet afging op autoriteit en aannames maar metingen deed en modellen maakte. Hoewel Maarten Luther een felle tegenstander van deze theorie was had Copernicus’ werk geen direct grote invloed, maar toch verbood de kerk het werk in 1616. Bovendien zou iedereen die Copernicus zou steunen als ketter worden gebrandmerkt. In de 17e eeuw werd de discipline van het kritisch denken sterk beïnvloed door de opkomst van de moderne wetenschappen. Galileo Galilei verliet als eerste het autoriteitsargument van de oude Griekse filosofen en hield zich daarna doorgaans alleen bezig met empirisch onderzoek. De rapen waren gaar toen hij bewees dat het copernicaans heliocentrisch wereldbeeld van de zon (helios) in het midden van het zonnestelsel juist was. Dat was lijnrecht tegenover de opvatting van de kerk dat de aarde in het centrum van het heelal stond (geocentrisch wereldbeeld). Tot zelfs de Paus hem verbood zulke onzin te publiceren. Hij ontliep de veroordeling tot de brandstapel door de Inquisitie, niet omdat hij zijn ‘vergissing’ toegaf, maar omdat hij een zieke oude man was kreeg hij voor de rest van z’n leven huisarrest. Wel werd zijn boek in de ban gedaan en het duurde zelfs tot 1992 (voordat de R.K. Kerk publiekelijk toegaf dat de veroordeling van Galilei niet gerechtvaardigd was.
Een andere dwaling vond al eeuwen eerder plaats, de aanname dat de aarde plat is. Ondanks dat de wiskundige Pythagoras al in de 4e eeuw v. Chr. de bolvorm volmaakt achtte en Aristoteles in de 6e eeuw v. Chr. door waarnemingen concludeerde dat de aarde rond is en Eratosthenes in de 3e eeuw v. Chr. zelfs al de omtrek van de aarde berekende, bleef de theocratie bij de aannames van Ptolemaeus uit de derde eeuw v. Chr., dat alle planeten in een lusbeweging om de aarde draaiden. Toch vonden christenen dat dit model overeenkwam met het feit dat in de Bijbel staat dat de Aarde het middelpunt van het heelal is. Zodoende werd dit model tot in de 17e eeuw in stand gehouden Verschillende wetenschappers wilden in de middeleeuwen het heliocentrische wereldbeeld dus bewijzen met wetten, zoals Galilei, Copernicus en Kepler. Zij kregen alle drie problemen met de Kerk, omdat zij openlijk ingingen tegen het wereldbeeld dat de Kerk aanhing, het geocentrisme; ze moesten vluchten of kregen huisarrest. In die tijd werd er vooral doorgedacht over stellingen en geschriften van de oude Griekse en Romeinse geleerden en werd er louter gedacht binnen het wereldbeeld dat zij en de kerk geschapen hadden.
Echte kennis en foute kennis onderscheiden
De 20e-eeuwse sociaal, politiek en wetenschapsfilosoof Karl Popper, onder indruk geraakt door de inzichten uit de relativiteitstheorie en de kwantummechanica, formuleerde hoe echte kennis van foute kennis onderscheiden kan worden; het demarcatiecriterium. Kritisch denken verduidelijkt doelen, onderzoekt aannames, onderscheidt verborgen waarden, evalueert het bewijs, volbrengt acties en beoordeelt de conclusies. Soms vergeten we dat kritisch denkende mensen bereid moeten zijn om de eigen redeneringen kritisch te evalueren en zijn overtuigingen te herzien wanneer de hiervoor noodzakelijke argumenten zich aanbie-den; met ander woorden: het van cruciaal belang is om eigen overtuigingen voortdurend ter discussie te durven stellen. We moeten ons focussen op het aanleren en het ontwikkelen van de intentie om naar waarheid te zoeken, daarbij een open geest te hebben; systematisch, analytisch, nieuwsgierig zijn, vertrou-wen hebben in redeneren, en voorzichtig te zijn in het trekken van conclusies. Kunnen we hiermee een absolute zekerheid creëren? Nee, de zelfcorrigerende concepten en principes zijn stap voor stap principes waarbij in een voortschrijdend proces steeds dichter bij de waarheid komen; het demarcatie-probleem. Pure logica is kritisch denken niet, daarbij spelen ook andere processen mee, zoals duidelijkheid, nauw-keurigheid en precisie, maar ook relevantie en betekenis.

Algemeen werd aangenomen dat denken en oordelen in principe evolutionair in ons brein verankerd is. Het is een heersende mening, maar de emeritus hoogleraar psychologie aan Princeton Daniël Kahneman legt daar dan weer een bom onder. In 2012 publiceerde hij zijn boek ‘Thinking, Fast and Slow (Ons feilbare denken’), waarin hij stelde dat rationeel denken niet in de natuur van de mens zit.
Hij beschreef de menselijke gedachtewereld als een wereld die uit twee systemen bestaat: systeem 1 een snelle, intuïtieve methode die vanzelf komt, niet afgeschakeld of uitgezet kan worden en systeem 2 een trager bewust proces dat gebruikt kan worden om bijvoorbeeld een complexe vermenigvuldiging op te lossen. Een gedachte die aansluit op de werking van ons reptielenbrein en de neocortex. Systeem 1 is zeer goed, maar het onbewuste proces faalt voor complexe problemen omdat het vooral gebaseerd is op patroonherken-ning. Omgaan met ons bewuste tragere proces van systeem 2 is lastig en vereist discipline. Hierin schuilt dat de waarheid dat het voor mensen gemakkelijker is onbewuste schijnzekerheid te zoeken in aannames en beweringen die door anderen hardnekkig worden gekoesterd. Kahneman schreef al eerder over de vermeende veronderstellingen dat mensen rationele besluiten nemen maar aantoonde dat mensen daar op een systematische manier fouten in maken. Zoals: als de toekomstige gevolgen van een besluit onzeker zijn kunnen mensen ingewikkelde situaties niet goed analyseren en ontwikkelen ze dan een duidelijke voorkeur voor de status quo. Ons brein heeft het moeilijk met veranderingen, waarbij het brein in de regel kiest voor veiligheid. Kritisch staan tegen gevestigde meningen en opvattingen zorgt vaak voor onbegrip, hoon, spot en verkettering. Een situatie waarbij ons brein signalen van onveiligheid afgeeft.
We zullen ons in het leven voortdurend moeten afvragen:
“Huh? Wat? Waarom ook alweer?”
Maak jouw eigen website met JouwWeb