
Eenzaamheid is je niet verbonden voelen.
Je ervaart een gemis aan een hechte, emotionele band met anderen.
Of je hebt minder contact met andere mensen dan je wenst.

EENZAAMHEID en ons brein

Eenzaamheid en ons brein
Eenzaamheid en eenzaamheid aanpakken zijn momenteel min of meer gevleugelde woorden. Een-zaamheid is inmiddels verworden tot een ziekteverwekkende plaag en kan dusdanige vormen aannemen dat de eenzamen in een depressie raken en in uitzonderlijke gevallen zichzelf het leven willen benemen. Het aanpakken van eenzaamheid is geen gemakkelijke weg. Misschien is het goed dat we ons allereerst bepalen tot de diverse vormen van eenzaamheid. Er bestaan 3 hoofdvormen van eenzaamheid: Sociale eenzaamheid, Emotionele eenzaamheid en Existen-tiële eenzaamheid. Emotionele eenzaamheid ontstaat als er weinig mensen om je heen staan waarmee je ervaringen en gevoelens kunt delen. Deze vorm van eenzaamheid is vrij gemakkelijk op te heffen door eenzame mensen met anderen in contact te brengen (soos, koffieochtend, hobbymiddagen). Bij sociale eenzaamheid hebben mensen wel vrienden en contacten, maar missen een vertrouwd persoon waarmee ze een bepaalde aansluiting hebben. Bij existentiële eenzaamheid hebben mensen een gevoel van zin-loosheid, een doel in het leven te missen; ongeacht de bestaande relaties. Bij deze vormen werkt de bovengenoemde oplossing niet. Een eenduidige aanpak is daarom niet mogelijk.
Naast deze 3 hoofdsoorten bestaan er zelfs nog een tiental onderverdelingen: affectieve eenzaamheid, waarbij andere mensen niet persé belangrijk zijn en ze hen dus ook niet missen (kluizenaars); situationele eenzaamheid, het zich thuis opgesloten voelen door een handicap of ziekte (ook bij werkloosheid en armoede); chronische eenzaamheid, een niet oplosbare eenzaamheid die al jaren duurt; genetische eenzaamheid, waarbij men als het ware niet geprogrammeerd is om een grote behoefte aan intermen-selijk contact te hebben; interpersoonlijke eenzaamheid, als een gemis van anderen; intrapersoonlijke eenzaamheid, de ervaring ongelukkig met jezelf te zijn en voorbijgaande eenzaamheid, vooral optredend na en geweldig ‘life-event’. En ach, het houdt niet op, de literatuur noemt ook nog verfijningen als meta-fysische eenzaamheid, kosmologische eenzaamheid, psychologische eenzaamheid, communicatieve eenzaamheid, afgescheiden eenzaamheid en positieve eenzaamheid. Gelukkig bestaan die vormen niet naast elkaar, wel zijn het allemaal beschrijvingen van chaotische gevoelens waarop geen vat is te krijgen. Zwart-wit is gemakkelijk herkenbaar, met allerlei tinten van grijs hebben mensen duidelijk problemen. In ons land wordt meestal ingezet op de gebieden sociale- en emotionele eenzaamheid. Wel bestaat nog een verschil tussen (sociaal)isolement en eenzaamheid: isolement is een situatie, eenzaamheid is een sterk persoonlijk gevoel.
Laten we het probleem eens benaderen vanuit een neuropsychologische invalshoek. Ons brein heeft in evolutionaire volgorde 3 hersengebieden: de hersenstam (het reptielenbrein), het oudste gedeelte van de hersenen, ontwikkeld in de eerste weken na de conceptie, het limbisch brein (het zoogdierenbrein) en de neocortex. Neuroanatomisch gezien wordt deze onderscheiding niet gehanteerd: het menselijk brein is namelijk één, zeer complex samenwerkend, systeem. Vanuit de psychologie gezien ligt het iets anders. Het reptielenbrein controleert onze primaire levensbehoeften, zoals onze ademhaling en eetlust, veiligheid, overleven maar ook vecht- en vluchtreacties. Het werkt volledig op de automatische piloot en kan dan ook het beste gezien worden als een mechanisme dat automatisch reageert op prikkels die emoties in ons oproepen. Dit is ook de reden dat het reptielenbrein met het onderbewustzijn van een mens vergeleken wordt. Geuren en geluiden spelen hierin een belangrijke rol. dit gedeelte van ons brein is verantwoordelijk voor de basiselementen van ons gedrag: het zoeken van plezier en het vermijden van pijn. Door de toege-voegde waarde van een aanbod duidelijk weer te geven, wordt het reptielenbrein getriggerd. Het reptie-lenbrein denkt niet na en onthoudt ook niets, het reageert instinctief en automatisch.waarbij vooral de eerste en laatste indruk van een ervaring goed blijft hangen. Het tussenliggende gedeelte zal achteraf minder makkelijk in de herinnering kunnen worden geroepen. Verder is dit gedeelte van ons brein sterk visueel georiënteerd. een visuele presentatie is voor 80% bepalend voor de interpretatie van een bood-schap. Kleine, onopvallende signalen van buitenaf, bepalen meer van onze acties dan we denken. Het reptielenbrein is zuiver instinctief en maar gericht op één ding: overleven. Ten diepste is het eigenlijk overleven als soort, vandaar dat ook de voortplanting daartoe behoort. Het regelt onze voortplanting maar ook de voeding. Verder ook onze hormonen, de lichaamstemperatuur, gevoelens van honger en dorst, de ademhaling en de hartslag. Vijfennegentig procent van alle dagelijkse beslissingen wordt onbewust door ons reptielenbrein geregeld. Dit brein is zogenoemd cognitief impenetrabel, ofwel nauwelijks toegankelijk voor de neocortex, het deel van de hersenen dat betrokken is bij hogere functies als bewuste bewegingen en redeneren. Het is wetenschappelijk allang de vraag òf we zelfs wel over een vrije wil beschik-ken. Het reptielenbrein heft namelijk rationele gedachten op.
De prehistorie
Gedurende de aardse ijstijd leefden haar bewoners als jagers en verzamelaars. Het leven was hard, ze leef-den in grotten of overdekte kuilen en met behulp van benen naalden maakten ze leren kleding om zich tegen de kou te beschermen. Met primitieve wapens als vuistbijlen en speren joegen ze op bizons, mam-moeten en rendieren en verdedigden ze zich tegen sabeltandtijgers. Verder verzamelden ze (waarschijnlijk de vrouwen) groenten en fruit. Sommige paleoantropologen menen dat de jagers / verzamelaars de eerste welvaartssamenleving vormden, ze beschikten namelijk over een behoorlijk gevarieerdere voeding. Betrekkelijk kleine groepjes (ca. 40 personen) van jagers en verzamelaars hadden als nadeel dat ze een groot leefgebied nodig hadden. Ze leefden in tamelijk gelijkwaardige groepen waarin iedereen fulltime bezig was met het zich verplaatsen of het verkrijgen van voedsel; daarin onderscheidden ze zich nauwelijks van alle andere biologische wezens. Toen men echter in staat was vuur te maken en ook te transporteren kon dit gaan dienen als bescherming tegen de kou en wilde dieren. Ook kon het benut worden voor het bereiden van voedsel. Voor de instandhouding van het vuur was de nodige discipline vereist, dat had ze-ker invloed op de sociale groepsstructuur. Het vuur werd het centrale punt van de groep en was wel zodanig belangrijk dat men zich ging onderscheiden door ‘bij een vuur’ te horen. De sociale differentiatie nam daarmee toe, dat weer bijdroeg aan het civilisatieproces en mogelijk ook aan de ontwikkeling van de cognitie. In ieder geval was het een proces van samenwerken, waarbij ieders taak van evenveel belang was en waarin de jongeren zich snel een plaats naast de ouderen moesten verwerven. Niet op iedere plaats in de grot of overdekte kuil zal het even warm zijn geweest, en het is veronderstelbaar dat er steeds van plaats werd gewisseld om op den duur niet te verkleumen. Zoals alle sociale stelsels kon dit leefverband niet zonder een sociale controle en werd misplaatst gedrag gereguleerd door verbanning naar het koudste gedeelte van de huisvesting of in het uiterste geval tot uitzetting uit de groep. Het hoeft geen betoog dat de eenling dat dan nooit zou overleven. Kortom: het samen overleven van mensen zit ons vanaf den begin-ne in de genen. Ook nu kunnen we alleen nauwelijks leven.
Ons reptielenbrein is geconditioneerd om samen met anderen te werken, te zorgen en te leven. En net als vrijwel alle biologische schepsels leven we ons leven doorgaans in groepsverband. De moderne mens leeft zelfs in meerdere groepsverbanden, dit kan zijn omdat zij zich met elkaar identificeren of omdat zij een gezamenlijk doel hebben. Meestal is er sprake van een sociale identiteit, het bewustzijn van een persoon tot een bepaalde groep te behoren en door anderen als zodanig behandeld te willen worden. Als we onderdeel uitmaken van meerdere sociale groepen bewegen we ons zowel in primaire als in secundaire groepen. In de eerste categorie gaat het om persoonlijke en duurzame relaties, in de tweede categorie gaat het meer om formele en doelgerichter verbanden. Groepsgedrag heeft ook iets te maken met een sociale structuur waarmee men zich eigen moet maken en sociale controle daarop. Afwijkend gedrag, het niet voldoen aan bepaalde normen, kan van invloed zijn op de sociale status en acceptatie en zelfs tot uit-sluiting leiden. De aansluiting missen met primaire groepen, de meest waardevolle kwaliteitscontacten, ze verliezen of uitgesloten worden wekt in ons reptielenbrein onrust op en is een alarmsignaal dat waar-schuwt voor overlevingsgevaar. Bovendien, waar je brein bovenal echt naar hunkert is een positieve feed-back en aangeraakt te worden: ofwel een dopamineshot te krijgen. Dopamine, een z.g. neurotransmitter, hoort bij het beloningssysteem van de hersenen. Deze neurotransmitters zijn als het ware ‘boodschappers-stofjes’ in de hersenen die informatie van de ene naar de andere zenuwcel overbrengen. Dopamine zorgt ervoor dat we ons tevreden en beloond voelen. Eenmaal buiten de veilige groep worden onze hersenen ook niet meer beloond en snakt ons lichaam naar een eerdere veilige situatie en dat wekt sterke chaotis-che gevoelens op die we gerust eenzaamheid kunnen noemen.
Het ‘Zelf’ is het organisatieprincipe van de persoonlijkheid en het centrale archetype.
Het omvat de bewuste en onbewuste psyche en verenigt de persoonlijkheid door de archetypen
en hun manifestaties in complexen te harmoniseren.
Het ‘Zelf’ is volgens Jung als psychische totaliteit het belangrijkste en moeilijkst te begrijpen archetype.
Het is het product van individuatie, gedefinieerd als de integratie van de persoonlijkheid.
Ons mens-zijn wordt door drie aspecten gekenmerkt: de relatie met jezelf, de relatie met anderen en de relatie met de wereld. Ze hebben te maken met de manier waarop we met elkaar zijn verbonden. Globaal gezien hebben we drie ‘soorten zelf’: een ‘persoonlijke, of intieme zelf’, als individu met alle persoonlijke kenmerken, smaken en voorkeuren. Een ‘sociaal, of relationeel zelf’, dus in relatie tot de mensen die ons dichtbij staan: de familie, de vrienden, de buren en een ‘collectief zelf’, in de rol als deel van een grotere groep (Gardner en Brewer). Eenzaamheid is altijd een signaal van het lichaam dat er een onbalans is in de verbinding met anderen. Ons brein meet feilloos de voorspelbare gevolgen voor ons lichaam. Met andere woorden: er is de facto eigenlijk maar één soort eenzaamheid. Maar dat wil niet zeggen dat er één univer-sele aanpak bestaat. De overige omstandigheden bepalen namelijk hoe iemand het best kan omgaan met die eenzaamheid, zoals persoonskenmerken, tijdelijke situaties en gebeurtenissen in het verleden. Een-zaamheid is altijd subjectief, onder vergelijkbare omstandigheden kunnen mensen zich wel of niet eenzaam voelen. De oplossing is dan ook te vinden in een speurtocht naar wat elk individu nodig heeft en hoe dat gerealiseerd kan worden! Met goed luisteren naar iemand die eenzaam is en zorgen dat hij/zij zijn/verhaal kwijt kan zijn we al met een behoorlijk stuk van de oplossing bezig!
Veel mensen krijgen op enig moment in hun leven te maken met gevoelens van eenzaamheid.
In totaal voelt meer dan een miljoen Nederlanders zich sterk eenzaam.
Ook mensen met een partner en met vrienden en kennissen.
Van jong tot oud. Want eenzaamheid kan iedereen overkomen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb